Nooit meer thuiskomen... het verhaal van Jacob 'de Zeeuw'

Een zandpad met aan weerskanten grote eiken leidt ernaar toe. Het huis staat buiten de kom van het dorp. Van ver is het te zien want een dikke beuk markeert de plek. Nu heeft het huis een witte kleur, vroeger waren de onregelmatige stenen van de muren goed zichtbaar: hard- en zacht gebakken stenen verankerd in zand. Goedkoop zoals meer huizen in die tijd. Een huis gebouwd in 1920. Negen jaar later is hij de tweede bewoner en bouwer van de schuren achter in het veld voor kippen. Daar leeft hij van en met de verkoop van graan. Goede kost voor hem, Aafje zijn vrouw en kinderen en niet meer dan dat. Zijn naam? Van der Welle, Jacobus Pieter. In de wandelgangen gewoon Jacob de Zeeuw.

Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, lijkt het oorlogsgeweld aan de Ollandseweg voorbij te gaan. Maar niet aan het huis op nummer B46. In huize Van der Welle is de spanning vaak voelbaar. Jacob is lid van de Rooise afdeling van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Regelmatig heeft hij mensen die op de vlucht zijn in huis.  Zijn schuilnaam is Frits. Vrouw Aafje weet niet wat zij ervan moet denken. Zij heeft zes kindermondjes te voeden…

De kinderen krijgen vaak strenge instructies. Zwijgen en aan niemand iets vertellen, niet op school, niet in het buurtschap, niet in het dorp, nergens. De onderduikers vinden een plek tussen het hooi op de zolder of tussen de kippen in de hokken op het veld. En Jacob? Hij wikt en weegt tussen gevaar en veiligheid. Tussen risico’s nemen en angst. Verdeelt distributiebonnen die zijn buitgemaakt. Mensen geloven en vertrouwen hem. Zijn postuur en mooie Zeeuwse kop dwingen ontzag af. Aafje houdt een knoop in haar maag. Als hare mens maar niet overmoedig wordt.

Het is juni 1944. In Normandië zijn de Amerikanen geland en rukken op naar het oosten en noorden. De Engelsen zijn op weg. Zij hebben nog een lange weg te gaan. Dan is de Ollandseweg nog ver. De Duitsers maken terugtrekkende bewegingen. Zij verschuilen zich in Olland.

Het is september. Tussen Olland en Rooi wordt nog hard gevochten. De Duitsers geven hun veroverde meters niet prijs. Jacob weet dat als de Duitsers zijn huis gaan doorzoeken, er geen weg terug is. Vaak heeft hij de omgeving verkend op schuilplekken, mocht het misgaan. Maar hij weet dat als hij ontdekt wordt hij zichzelf en zijn gezin in gevaar brengt. Dat is het laatste wat hij wil en hoe graag hij ook mensen wil blijven helpen het wordt te riskant om door te gaan. Hij besluit om zelf onder te duiken. Het wordt te gevaarlijk.

Het is 19 september 1944. Jacob is in het dorp geweest en heeft als informant van de Engelsen hen bijgepraat. Hij is net thuis als een aantal Duitsers bij hem het erf oprijdt. Hij moet meekomen. Jacob wordt meegesleurd. Dan verzint hij een list. Hij weet de Duitsers te overtuigen dat hij nog even naar zijn koe moet kijken. Snel loopt hij richting de stallen en verdwijnt in de bosjes. In een greppel achter in het veld vindt hij beschutting. Wanneer na enige tijd Jacob niet terugkomt, slaan de Duitsers alarm. Achter op de Schijndelse Heide wordt naar Jacob gezocht…

Dagen verstrijken. De spanning in het huis op de Ollandseweg B46 is te snijden. Aafje zit handenwringend aan tafel. Wanneer komt Jacob weer thuis? Het zal dagen duren voordat Aafje weet waar hare mens is. Het schot dat ze had gehoord deed al het ergste vermoeden… Daags daarna schrijft Aafje een lange brief aan haar zoon. Daarin vertelt zij welk ongeluk hen is overkomen. Het jaar daarop verhuist Aafje met haar kroost naar Eindhoven. Het verdriet en de herinnering aan Jacob in het huis aan de Ollandseweg, is onverdraagbaar.

Dit verhaal is geschreven door Gloria van der Staak, huidige bewoonster van het huis van Jacob aan de Ollandseweg. Het is een vrije interpretatie van wat er zich afgespeeld kan hebben in september 1944. Jacob van der Welle is gevonden in een greppel op de Schijndelse Heide. Hij is begraven op de erebegraafplaats in Loenen, terwijl zijn naam is vereeuwigd op het oorlogsmonument aan de Dommel in Sint-Oedenrode.